It goes without saying

It goes without saying (2025)
A glossary of signs
11.1—1.3.2025,
Ellen de Bruijne Projects
It goes without saying is a two-screen video installation of a glossary of hand signs. Structured like a slide show, the work features signs, hand alphabets and stories the artist has collected while working with her Deaf collaborators. The team of collaborators use range of sign languages: from Dutch, American, Chinese, Korean, Jamaican, to Yugoslav Sign Language. The glossary is a means to learn signs by systematising them in alphabetical order, fashioning a system that connects to spoken languages.
Through the exploration of iconic and arbitrary signs, the work offers a peek to the ingenuity, humour, and poetry inherent in signed communication. Furthermore, it highlights how sign languages, just like spoken languages, reflect cultural assumptions and attest the diversity of human expression.
Uta Eisenreich’s works feature performers Daniël Schoevaart, Ruva Kremers, Navarro Chris Richard, and Qian Sun. For their collaboration, she would like to thank linguists Kang-Suk Byung and Tashi Bradford, translators Ferdinand Wagenaar and Lissa Zeviar, graphic designer Paul Gangloff, and Niels Schumm and Jordi de Vetten.
Uta Eisenreich’s works have been made possible with the support of Mondriaan Fonds.





Een taal voor ogen:
Uta Eisenreichs It Goes Without Saying
Ellen de Bruijne Projects
Caitlyn van der Kaap
25.02.2025
recensie
Hoe geven we via taal betekenis aan onszelf en de wereld om ons heen? Met onder andere die vraag houdt Uta Eisenreich zich bezig. Bij Ellen de Bruijne Projects is deze week nog een solotentoonstelling van de kunstenaar te zien, waar ze via gebarentalen nadenkt over de verschillende dimensies die in taal bestaan. Caitlyn van der Kaap bezoekt de tentoonstelling, die haar laat stilstaan bij vragen rondom begrip, communicatie en de lichamelijkheid van taal.
Achter in de galerie van Ellen de Bruijne wordt in stilte een verhaal verteld. Niet alleen de film, maar ook de mensen om me heen: we zijn allemaal stil. We kijken om te luisteren. Tegen een zwarte achtergrond verschijnen verschillende gebarentaalgebruikers achtereenvolgens in beeld. Woorden vormen zich met vingers. We zien opgetrokken wenkbrauwen en bewegende mondhoeken. Ik herken sommige Nederlandse gebaren die ik als kind heb geleerd, en tot mijn verbazing begrijp ik ook enkele gebaren uit de Amerikaanse en Jamaicaanse gebarentaal.[1] Het laat me nadenken over gebarentaal als gedeelde ervaring.
‘Begrijpen wij elkaar reeds met een ander oor?’ schreef Jacques Derrida over de grenzen van taal.[2] Wanneer wij met elkaar in gesprek gaan, delen wij dan de woorden die worden uitgesproken? Of begrijpen wij de woorden elk via ons eigen oor van betekenis? Taal is een dubbelzinnig web en wie dichterbij komt ziet dat objectiviteit slechts schijn is. Communicatie bestaat niet in een pure, rechtstreekse vorm. Tussen dat wat wordt gezegd en dat wat wordt gehoord, tussen het zenden en het ontvangen, bestaat ambiguïteit. Binnen de woorden die we delen, vinden we onze eigen representaties. Gebarentalen onderscheiden zich in dit opzicht van gesproken talen doordat associatieve dimensies in de taal duidelijker zichtbaar worden gemaakt. Gebarentaal is namelijk uniek in het gegeven dat zij een empathische taal is. Het is niet alleen een taal die begrippen presenteert, door middel van handbewegingen; het is ook een taal waarin oogcontact essentieel is en emotie zichtbaar wordt door mimiek. Gebarentaal verstaan we niet alleen door een ander, maar nadrukkelijk mét een ander, via diens gevoel en ervaring van de ruimte. Wegkijken van iemands gezicht, betekent iemand niet verstaan. Waar gesproken taal het oor van een ander niet altijd weet te bereiken, zoekt gebarentaal nadrukkelijk toenadering tot het oog van een ander.
In twee videowerken, It goes without saying (2024) en What you sea is what you wet (2024), momenteel te zien bij Ellen de Bruijne Projects, onderzoekt Uta Eisenreich de poëtische ruimte tussen beeld en betekenis in verschillende gebarentalen. Dit doet ze in samenwerking met de performers Daniël Schoevaart, Ruva Kremers, Navarro Chris Richard en Qian Sun en de linguïsten Kang-Suk Byung en Tashi Bradford. Eisenreichs bewondering voor de constructies van verschillende gebarentalen komt voort uit een langdurige relatie tussen taal en beeld in haar werk. In een eerdere tentoonstelling bij Ellen de Bruijne en de gelijknamige publicatie, AS IF (2021), speelde Eisenreich met mentale associaties van alledaagse voorwerpen en de willekeur en orde van taalsystemen. In lijn met de filosofie van Wittgenstein ziet Eisenreich dat woorden niet gedefinieerd worden door de realiteit die ze representeren, maar door de manier waarop ze functioneren binnen een taalsysteem. Onder haar lens organiseert Eisenreich verschillende objecten in stillevens – van eieren tot paraplu’s – en speelt ze met stimuli – kleur, omtrek, schaduw en perspectief – waardoor ze een bepaalde logica tussen de objecten creëert. De kijker wordt uitgedaagd om te zien hoe betekenis verschuift afhankelijk van de relatie tussen object en compositie.
In It goes without saying, een video-installatie met twee schermen, zien we een lexicon van gebaren die Eisenreich leerde in samenwerking met dove performers. Het lexicon bestaat uit een combinatie van geïsoleerde gebaren, handalfabetten, persoonlijke anekdotes en taalkundige toelichtingen van linguïsten, uit verschillende gebarentalen: Nederlandse Gebarentaal, Chinese Gebarentaal, Britse Gebarentaal, Amerikaanse Gebarentaal, Jamaicaanse Gebarentaal, Joegoslavische Gebarentaal en Internationale Gebarentaal. Op het scherm onderaan worden de woorden, voor zover dat kan of nodig is, naar het Engels vertaald. Navigerend tussen een eclectische verzameling van gebaren, krijgen we toegang tot een wereld waarin woorden beelden zijn. Tegen de achtergrond van een zwarte studio worden de gebaren op de voorgrond geplaatst: woorden, zinnen en verhalen worden voor ons uitgetekend, gevisualiseerd en in de ruimte neergezet. Wie nog onbekend is met gebarentaal, leert al gauw dat er een spel van herkenning zit verborgen, waar intuïtie een belangrijke rol in speelt. Zonder bekend te zijn met sommige gebaren, vertellen ze mij toch wat van hun betekenis. Eisenreich benadert gebarentaal met de nieuwsgierigheid en betrokkenheid van iemand die niet thuis is in die wereld, maar aandachtig toekijkt en leert van haar performers. Een houding die ook verwondering en leergierigheid oproept bij degene die kijkt. Door de gebaren als een lexicon te ordenen, op alfabetische volgorde, waarbij elke taal een specifieke kleur krijgt toegewezen, creëert ze haar eigen systeem van willekeur en orde. Het is een manier om de diversiteit van de gebaren uit verschillende talen binnen één film te ordenen en via een linguïstische lens overeenkomsten en verschillen te zien. Tegelijkertijd is Eisenreich ervan bewust dat deze door haar opgelegde orde slechts één manier van kijken illustreert, die net zo goed anders had kunnen zijn. Precies hiermee vertegenwoordigt ze het spel van de taal.
In 1968 creëerde VALIE EXPORT het werk Finger Poem waarin ze met gebarentaal het lichaam als drager van taal onderzoekt. In de film spelt de kunstenaar met haar vingers de letters van de zin: ‘I say the showing with the signs of the legend.’ Ik herken in EXPORT dezelfde interesse in taal als een visueel fenomeen als in het werk van Uta Eisenreich. Met het gebruik van gebarentaal ondermijnen de kunstenaars de dominantie van sprekende talen en laten ze zien hoe we ons via ons lichaam op een alternatieve manier tot de wereld kunnen verhouden. Maar EXPORT gebruikt gebarentaal als conceptueel middel, zonder hiermee de dovencultuur die zo inherent is aan de taal te representeren. Haar gebaren zijn rigide, krampachtig en haar gezicht uitdrukkingsloos. In tegenstelling tot Eisenreich, die weliswaar ook een esthetische en conceptuele interesse heeft in gebarentaal, maar deze zeker niet isoleert of toe-eigent. Eisenreich toont een levende taal – niet alleen door losse woorden, of letters, maar ook door verhalen van taalgebruikers, waarmee ze de beweeglijkheid van gebarentaal vormgeeft. Zo laat ze zien dat betekenis niet alleen tot stand komt door uitdrukking, maar ook door uitvoering.
Dit is ook te zien in de video What you sea is what you wet, waarin dove performers met verschillende taalachtergronden spelenderwijs met elkaar communiceren. Dit werk laat zien hoe uniek gebarentalen zijn in interculturele interacties. Hoewel de performers elkaars taal niet kennen, weten ze met behulp van iconische gebaren, gebaren die hun betekenis visueel nabootsen, gezichtsuitdrukkingen en ondersteunende handgebaren, elkaar toch te begrijpen. Ook iemand die geen toegang heeft tot gebarentaal, kan met inbeeldingsvermogen deels woorden uit de gesprekken opmaken. Zo is een woord als ‘cool’ onmiddellijk af te lezen. Een performer gebaart de letters ‘C’ en ‘L’ naast haar mond, waarmee ze een ‘OO’ maakt, terwijl ze zelfverzekerd in de camera kijkt. Wanneer één van de performers vertelt hoe hij doof is geworden, volstaan in de vertaling slechts enkele woorden: ‘speeltuin’, ‘moeder’, ‘kwade geest’, ‘straf’. Toch reikt de betekenis verder dan tekst kan vastleggen—het gebaar voor ‘moeder’ omvat niet alleen haar emotie, maar ook de beweging en de ruimte die ze inneemt. In de video speelt Eisenreich met het dan wel gebruiken of weglaten van ondertiteling. Het zijn zulke ingrepen die Eisenreichs spel met betekenis des te interessanter maken.
Het roept de vraag op of gesproken talen tekortschieten ten opzichte van gebarentalen in het weergeven van gevoelsleven en ruimtelijkheid, en mogelijk ook in hun efficiëntie en sociale toegankelijkheid. Hoe zou onze wereld eruitzien als we allemaal zouden communiceren in beelden? Als kinderen woorden fysiek leren verbeelden voordat ze de woorden leren uit te spreken? Eisenreich laat ons op die manier ook kennismaken met de empathie van taal. Via haar beeldvorming worden we meegenomen in haar blik, maar we dienen ook zelf te kijken, gebaren te herkennen, dan wel te ontcijferen, onszelf tot de ogen van een ander te verhouden.
[1] Jamaicaanse Gebarentaal (JSL) is sterk beïnvloed door Amerikaanse Gebarentaal (ASL), door Amerikaanse missionarissen en dove onderwijzers die ASL in de jaren ‘50 naar Jamaica brachten.
[2] Jacques Derrida, The Ear of the Other, (New York: Shocken Books, 1985), 35.
De tentoonstelling It Goes Without Saying is tot 1 maart te zien bij Ellen de Bruijne Projects
Caitlyn van der Kaap
studeert kunstgeschiedenis en cultural analysis aan de Universiteit van Amsterdam en is redacteur